Duits

Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beben
/ˈbeːbn̩/
bebte
/ˈbeːbtə/
gebebt
ɡəˈbeːbt/
volledig

Werkwoord

beben

  1. beven


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
beber

beben

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van beber