• be·ar·gu·men·teert
vervoeging van
beargumenteren

beargumenteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beargumenteren
    • Jij beargumenteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beargumenteren
    • Hij beargumenteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beargumenteren
    • Beargumenteert!