bandjes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- band·jes
Zelfstandig naamwoord
de bandjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord band
- ▸ Ze pakte de twee bandjes en liet deze door haar vingers glijden. ‘Lance Armstrong is ermee begonnen,’ zei Jeroen ineens. ‘Je kent ze wel, die gele bandjes.[1]