enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  banane     la banane     bananes     les bananes  

banane v

  1. (fruit) banaan
  2. (spreektaal) lintje, medaille [1]
  3. (spreektaal) brede lach
    «En entrant, Sophie avait le sourire en banane
    Sophie kwam breed lachend binnen. [1]
  4. (spreektaal) vetkuif
    «Quelle banane il a sur le crâne!»
    Wat een vetkuif heeft-ie op zijn hoofd! [1]