balsemde
- bal·sem·de
vervoeging van |
---|
balsemen |
balsemde
- enkelvoud verleden tijd van balsemen
- Ik balsemde.
- Jij balsemde.
- Hij, zij, het balsemde.
- Ik balsemde.
- Het woord balsemde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.