• bal·ka·ni·seert
vervoeging van
balkaniseren

balkaniseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balkaniseren
    • Jij balkaniseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balkaniseren
    • Hij balkaniseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van balkaniseren
    • Balkaniseert!