Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baan·lo·ze

Bijvoeglijk naamwoord

baanloze

  1. verbogen vorm van de stellende trap van baanloos

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be