Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /baːjiːm/
Woordafbreking
  • bá·jím

Zelfstandig naamwoord

bájím

  1. datief meervoud van báje

Werkwoord

bájím

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord bájit