avonturierde
- avon·tu·rier·de
vervoeging van |
---|
avonturieren |
avonturierde
- enkelvoud verleden tijd van avonturieren
- Ik avonturierde.
- Jij avonturierde.
- Hij, zij, het avonturierde.
- Ik avonturierde.
- Het woord avonturierde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.