aufbauscht
- Geluid: aufbauscht (hulp, bestand)
- auf·bauscht
- Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel auf-
aufbauscht
- bijzinvorm derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aufbauschen
aufbauscht
- bijzinvorm tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aufbauschen
- bauscht auf
- bauscht sich auf
- sich aufbauscht