Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·dio·fuckt

Werkwoord

vervoeging van
audiofucken

audiofuckt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van audiofucken
    • Jij audiofuckt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van audiofucken
    • Hij audiofuckt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van audiofucken
    • Audiofuckt! 

Gangbaarheid