Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·ten·deer·de

Werkwoord

vervoeging van
attenderen

attendeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van attenderen
    • Ik attendeerde. 
    • Jij attendeerde. 
    • Hij, zij, het attendeerde. 
     Terwijl ze verder las, attendeerde een duivels stemmetje fijntjes op haar zwakheden.  [1]

Verwijzingen