attaqueer
- at·ta·queer
vervoeging van |
---|
attaqueren |
attaqueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attaqueren
- Ik attaqueer.
- gebiedende wijs van attaqueren
- Attaqueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attaqueren
- Attaqueer je?
- Het woord attaqueer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.