assoneer
- as·so·neer
vervoeging van |
---|
assoneren |
assoneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assoneren
- Ik assoneer.
- gebiedende wijs van assoneren
- Assoneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assoneren
- Assoneer je?
- Het woord assoneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.