assimileerde
- as·si·mi·leer·de
vervoeging van |
---|
assimileren |
assimileerde
- enkelvoud verleden tijd van assimileren
- Ik assimileerde.
- Jij assimileerde.
- Hij, zij, het assimileerde.
- Ik assimileerde.
- Het woord assimileerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.