asomar
- a·so·mar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
asomar |
asomaba |
asomado |
volledig |
asomar
- overgankelijk vertonen, laten zien
- uitsteken (naar buiten steken)
- te voorschijn komen, zichtbaar worden
- asomar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española