arriveert
- ar·ri·veert
vervoeging van |
---|
arriveren |
arriveert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arriveren
- Jij arriveert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arriveren
- Hij arriveert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van arriveren
- Arriveert!
- Het woord arriveert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.