arriveerde
- Geluid: arriveerde (hulp, bestand)
- ar·ri·veer·de
vervoeging van |
---|
arriveren |
arriveerde
- enkelvoud verleden tijd van arriveren
- Ik arriveerde.
- Jij arriveerde.
- Hij, zij, het arriveerde.
- Ik arriveerde.
- Het woord arriveerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.