Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·ran·geert

Werkwoord

vervoeging van
arrangeren

arrangeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arrangeren
    • Jij arrangeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arrangeren
    • Hij arrangeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van arrangeren
    • Arrangeert!