• Samenstelling van de Middelhoogduitse zelfstandige naamwoorden areweiʒ en wisch

areweiʒwisch, m

  1. (figuurlijk) een bundel erwtenstro (gebruikt om onbelangrijkheid uit te drukken)
    «Einen læren areweiʒwisch gæb ich niht umb ir aller kunst.»
    (Zelfs) een bundel leeg erwtenstro zou ik niet geven voor al hun kunst.
  • m, sterk