• apo·co·peert
vervoeging van
apocoperen

apocopeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apocoperen
    • Jij apocopeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apocoperen
    • Hij apocopeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van apocoperen
    • Apocopeert!