apocopeerde
- Geluid: apocopeerde (hulp, bestand)
- apo·co·peer·de
vervoeging van |
---|
apocoperen |
apocopeerde
- enkelvoud verleden tijd van apocoperen
- Ik apocopeerde.
- Jij apocopeerde.
- Hij, zij, het apocopeerde.
- Ik apocopeerde.
- Het woord apocopeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.