• apai·seer
vervoeging van
apaiseren

apaiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apaiseren
    • Ik apaiseer. 
  2. gebiedende wijs van apaiseren
    • Apaiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apaiseren
    • Apaiseer je?