angstigs
- ang·stigs
angstigs
- partitief van de stellende trap van angstig
- Dat is iets angstigs...
- ▸ In haar blik zag hij iets onderzoekends, iets angstigs ook, alsof ze vreesde dat hij haar toch had herkend en nu alleen maar een spelletje met haar speelde.[1]
- Het woord angstigs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953