angstaanjagends
- angst·aan·ja·gends
angstaanjagends
- partitief van de stellende trap van angstaanjagend
- Dat is iets angstaanjagends...
- ▸ Het was allemaal een ingewikkeld stukje toneelspel, opgevoerd om iets anders te maskeren, iets sinisters, iets angstaanjagends.[1]
- Het woord angstaanjagends staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Bekentenissen van een koningin” (1968), Saga, ISBN 9788726484847