• amu·seert
vervoeging van
amuseren

amuseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amuseren
    • Jij amuseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amuseren
    • Hij amuseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van amuseren
    • Amuseert! 
     'Je moet altijd een gezicht blijven trekken alsof de wereld je voornamelijk amuseert.[1]
     Ze was half zo oud als hij en keek hem aan als een begripvolle moeder die zich stiekem amuseert over de zielenroerselen van haar kind.[2]


  1. “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026354953
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672