Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·pli·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
amplificeren

amplificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amplificeren
    • Jij amplificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amplificeren
    • Hij amplificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van amplificeren
    • Amplificeert!