• ame·ri·ka·ni·seert
vervoeging van
amerikaniseren

amerikaniseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amerikaniseren
    • Jij amerikaniseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amerikaniseren
    • Hij amerikaniseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van amerikaniseren
    • Amerikaniseert!