amateurtje
- Geluid: amateurtje (hulp, bestand)
- ama·teur·tje
het amateurtje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord amateur
- ▸ Rampzalig! De mensen komen voor Désiree en niet voor een of ander amateurtje uit de provincie.[1]
- Het woord amateurtje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Dochter van het verraad” (1991), Saga, ISBN 9788726484861