amalgameerde
- amal·ga·meer·de
vervoeging van |
---|
amalgameren |
amalgameerde
- enkelvoud verleden tijd van amalgameren
- Ik amalgameerde.
- Jij amalgameerde.
- Hij, zij, het amalgameerde.
- Ik amalgameerde.
- Het woord amalgameerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.