• amal·ga·meer
vervoeging van
amalgameren

amalgameer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amalgameren
    • Ik amalgameer. 
  2. gebiedende wijs van amalgameren
    • Amalgameer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amalgameren
    • Amalgameer je?