amalgameer
- Geluid: amalgameer (hulp, bestand)
- amal·ga·meer
vervoeging van |
---|
amalgameren |
amalgameer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amalgameren
- Ik amalgameer.
- gebiedende wijs van amalgameren
- Amalgameer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amalgameren
- Amalgameer je?
- Het woord amalgameer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.