• al·ma·nak·ken

de almanakkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord almanak
     Ze hadden mogelijk zoals wij almanakken die het voorspelden, maar daaruit volgt niet dat hij licht gaf zodra hij opstond.[1]


  1. “Benjamin Franklin D kracht van de attractie” (2023), Uitgeverij Davey Jones Publishing, ISBN 9789464496352