alludeer
- al·lu·deer
vervoeging van |
---|
alluderen |
alludeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alluderen
- Ik alludeer.
- gebiedende wijs van alluderen
- Alludeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alluderen
- Alludeer je?
- Het woord alludeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.