• al·lu·deer
vervoeging van
alluderen

alludeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alluderen
    • Ik alludeer. 
  2. gebiedende wijs van alluderen
    • Alludeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alluderen
    • Alludeer je?