alloceert
- al·lo·ceert
vervoeging van |
---|
alloceren |
alloceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alloceren
- Jij alloceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alloceren
- Hij alloceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van alloceren
- Alloceert!
- Het woord alloceert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.