• ali·e·neert
vervoeging van
aliëneren

aliëneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aliëneren
    • Jij aliëneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aliëneren
    • Hij aliëneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aliëneren
    • Aliëneert!