• al·ge·he·le

algehele

  1. verbogen vorm van de stellende trap van algeheel
     Exact zoals de dokter haar had verzocht te doen. De eerste dag van Jeroens ziekenhuisopname had men zich beziggehouden met elementaire zaken zoals bloedafname, bloeddruk en het in kaart brengen van zijn algehele toestand.[1]