alarmbellen
- Geluid: alarmbellen (hulp, bestand)
- alarm·bel·len
de alarmbellen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord alarmbel
- ▸ Chantal hoorde een serie alarmbellen in haar hoofd afgaan.[1]
- ▸ Iemand die zich bij een van de eerste afspraakjes voordoet als een vrijwel volmaakt wezen - dat ook nog met de dag beter wordt - zal alarmbellen doen afgaan: zo iemand zal algauw onuitstaanbaar blijken en altijd ondoorgrondelijk blijven.[2]
- Het woord alarmbellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979