agendeer
- agen·deer
vervoeging van |
---|
agenderen |
agendeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agenderen
- Ik agendeer.
- gebiedende wijs van agenderen
- Agendeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agenderen
- Agendeer je?
- Het woord agendeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.