• af·zie
vervoeging van
afzien

afzie

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzien
    • ... dat ik afzie. 
vervoeging van
afzien

afzie

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van afzien
    • ... dat men afzie.