afzei
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·zei
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzeggen |
afzei
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afzeggen
- ... dat ik afzei.
- ... dat jij afzei.
- ... dat hij, zij, het afzei.
- ... dat ik afzei.
vervoeging van |
---|
afzeggen |
afzei