afzakt
- af·zakt
vervoeging van |
---|
afzakken |
afzakt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzakken
- ... dat jij afzakt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzakken
- ... dat hij afzakt.
- ▸ Voor werklozen, gedetineerden en sloebers zoals ik zijn er programma’s waar je broek van je reet afzakt.[1]
- Het woord afzakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.