• af·weert
vervoeging van
afweren

afweert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweren
    • ... dat jij afweert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweren
    • ... dat hij afweert. 
     20 Het is heel opmerkelijk hoe handig hij mogelijke aanvallen op zijn karakter afweert.[1]


  1. Lulu Miller
    “Waarom vissen niet bestaan” (2023), Lebowski Publishers  , ISBN 9789048867325