afweekte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·week·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afweken |
afweekte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afweken
- ... dat ik afweekte.
- ... dat jij afweekte.
- ... dat hij, zij, het afweekte.
- ... dat ik afweekte.