afvreet
- af·vreet
vervoeging van |
---|
afvreten |
afvreet
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvreten
- ... dat ik afvreet.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvreten
- ... dat jij afvreet.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvreten
- ... dat hij afvreet.
- Het woord 'afvreet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.