• af·voer·bui·zen

de afvoerbuizenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord afvoerbuis
     Zijn licht glijdt over de grote gegalvaniseerde werkbank met zijn metalen kussenblok, de rugspuit en afvoerbuizen, beroert de takel erboven en de langwerpige fabrieksgootstenen langs de muur.[1]
  1. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X