• af·viel
vervoeging van
afvallen

afviel

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afvallen
    • ... dat ik afviel. 
    • ... dat jij afviel. 
    • ... dat hij, zij, het afviel. 
     Het wemelde in de reclamewereld van de cocaïnedruppels tegen kiespijn, kruidendrankjes waar je van afviel, crèmes die je mooi maakten, ceintuurs die de geslachtsdrift herstelden, lampen die ervoor zorgden dat iemand verliefd op je werd, elektrische apparaten die hoofdpijn verminderden en batterijen die doofheid genazen.[1]
  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979