afvergden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·verg·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvergen |
afvergden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afvergen
- ...dat wij afvergden.
- ...dat jullie afvergden.
- ...dat zij afvergden.
- ...dat wij afvergden.
Gangbaarheid
- Het woord 'afvergden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.