afveegt
- af·veegt
vervoeging van |
---|
afvegen |
afveegt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvegen
- ... dat jij afveegt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvegen
- ... dat hij afveegt.
- ▸ Het is oké : zegt hij terwijl hij zijn hand aan het pluche van de stoel afveegt.[1]
- Het woord afveegt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ V.E. Schwab“Het onzichtbare leven van Addie LaRue” (2021), De Boekerij , ISBN 9789022591932