Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·traint

Werkwoord

vervoeging van
aftrainen

aftraint

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrainen
    • ... dat jij aftraint. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrainen
    • ... dat hij aftraint.