afsprongen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afsprongen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·spron·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afspringen |
afsprongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afspringen
- ...dat wij afsprongen.
- ...dat jullie afsprongen.
- ...dat zij afsprongen.
- ...dat wij afsprongen.